Een efficiënte overheid

Markten werken. Niet perfect, maar doorgaans goed. In een concurrerende markt bepalen prijs en kwaliteit uiteindelijk de omzet. Ondernemers die hun werk niet goed doen verdwijnen vanzelf.

Maar dat geldt niet overal. Er zijn sectoren waar vraag er wel is, maar aanbod beperkt, en concurrentie nauwelijks werkt. Denk aan verzekeraars. Formeel concurrerend. In de praktijk een oligopolie, waarbij er nauwelijks een rem zit op premieverhogingen.

Die parallel geldt ook voor de overheid. Belastingen verhogen is relatief makkelijk. In eigen vlees snijden is pijnlijker. Voor burgers voelt dat scheef: bijdragen stijgen sneller dan de garantie dat er zorgvuldig wordt omgegaan met wat er wordt binnengehaald.

Nederlanders draaien ieder dubbeltje om. Tweedehands fiets, klein autootje, boodschappen: altijd die vraag “wat kost het en wat levert het op”. Tegelijkertijd geeft iedere Nederlander gemiddeld, of je nu werkt of in de luiers ligt, 25.000 euro per jaar uit aan staatsuitgaven. Je leest het goed. En we hebben geen flauw benul van waar een groot deel van dat geld precies heengaat.

De overheid hoort daar juist de tegenkracht te zijn. Maar ze groeit. En er is geen echte rem, niet tot het hele systeem in de soep draait. Pas dan worden ingrepen onvermijdelijk. Dat is geen stabiel systeem maar een waarschuwing.

We geven samen enorme bedragen uit. Vaak zuur verdiend geld, met een simpele verwachting: besteed het efficiënt, verstandig, uitlegbaar.

Toch is er zelden een harde vraag: wat kost dit, wat levert het op? Veel projecten starten idealistisch, maar verdwijnen in lagen van overleg, procesdruk en politieke wensen.

Bijvoorbeeld bij ICT-projecten loopt het vaak mis: grote ambities, weinig grip, oplopende kosten, vertraagde oplevering, half resultaat. Zeker niet uniek, maar wel te frequent om toeval te noemen.

Belangrijk: dit is geen verwijt aan ambtenaren. Het systeem is zo ingericht dat niemand echt eindverantwoordelijk is. De prikkel is “proces” en niet “prestatie”. En wie wél resultaat wil leveren, loopt vast in structuren die vooral gericht zijn op het vermijden van risico plus de “eindeloze” lagen in de organisatie.

We verdrinken in controles, toezicht, certificering, verantwoording. Alles om fouten te voorkomen. Nalatig zijn mag niet en fouten maken mag ook niet. Dat is vreemd. Want leren vloeit juist zo vaak voort uit fouten. Een gezonde cultuur is niet: “niets mag misgaan”. Het is: “we voorkomen slordigheid, maar accepteren dat leren altijd gepaard gaat met vallen en opstaan”. Dus waar gewerkt wordt vallen spaanders.

Daar komt iets bij: 150 Kamerleden laten beslissen over bijna 500 miljard euro per jaar is niet realistisch zonder robuust, onafhankelijk en transparant toezicht. Geen organisatie ter wereld werkt zo. Het systeem vraagt om versterking, niet om blind vertrouwen.

We zouden onafhankelijkere controle moeten hebben. Parlementaire toetsing die verder gaat dan rituele verantwoording, “klopt de boekhouding”. Bijvoorbeeld professioneel ondersteunde (burger)commissies met bevoegdheid om projecten te meten op resultaat, kosten en voortgang. En vooral: het normaal maken om projecten te stoppen als ze niet werken. Niet als zwakte, maar als volwassen bestuur.

Er bestaat geen perfecte markt en geen perfecte overheid. Maar we kunnen beter.

We weten niet precies hoe we een overheid bouwen die zowel menselijk als efficiënt is. Dat is niet erg. Erkennen dat we het niet weten is beter dan doen alsof alles prima werkt. Maar één ding staat vast: het kan beter. Veel beter.

We geven samen enorme bedragen uit, met de verwachting dat het zorgvuldig en begrijpelijk wordt besteed. Dan mogen we ook samen eisen dat het werkt, dat het uitlegbaar is en dat het voortdurend verbetert. Rustig, vasthoudend, stap voor stap.

Het is onze overheid. We moeten haar scherper maken, omdat ze ons allemaal dient.

featured image source…

Leave a comment